Het wordt al vaker geroepen door verschillende arbeidsmarktdeskundigen. “Het wordt tijd dat we weer wat meer gaan werken.” Want van de in totaal 9,4 miljoen mensen die aan het werk zijn, werkt bijna de helft – 4,5 miljoen om precies te zijn – in deeltijdverband. En van deze deeltijders is de overgrote meerderheid vrouw.
In welke sectoren deze deeltijders dan vooral actief zijn? In transport, in de zorg, in het onderwijs en in de horeca. Voor een aantal sectoren is dat ook nog wel logisch. Zo wordt in de horeca vooral met flexibele en tijdelijke contracten gewerkt. Maar toch ook is er nog een soort van gemakzucht, volgens vele economen. Vooral jongeren lijken het wel prettig te vinden om een deeltijdbaan te hebben. Het vervelende is, dat wanneer jongeren meer behoefte krijgen aan een vast – en hoger – inkomen, de betere banen al zijn vergeven voor de jongeren die er wel voor kozen om fulltime aandacht te geven aan hun carrière.
Toch wordt er vooral ook op gehamerd om bijvoorbeeld de kinderopvang te verbeteren (en betaalbaarder te maken). Nog altijd zijn er grote groepen jonge moeders die ook vanwege financiële redenen kiezen om in deeltijd te werken. Simpelweg omdat de kinderopvang meer kost dan wat ze aan salaris verdienen. Dus, als de overheid en werkgevers daar aan gaan bijdragen, is dat misschien wel de snelste oplossing voor een hogere inzetbaarheid van jongere moeders.