In Nederland is bij een overlijden het standaardregime van de wettelijke verdeling van toepassing. Dit wordt het ‘standaardregime’ genoemd omdat dit systeem geldt wanneer een overledene niets heeft geregeld. In dit blog wordt ingegaan op de positie van het stiefkind binnen de wettelijke verdeling.
Wettelijke verdeling
De wettelijke verdeling is van toepassing als de overledene een partner en kinderen achterlaat bij zijn/haar overlijden. In het kort verkrijgt de partner alle goederen en schulden die tot de erfenis behoren, terwijl de kinderen een vordering op de langstlevende ouder krijgen. Dit systeem beschermt de kinderen tegen aansprakelijkheid en zorgt ervoor dat de langstlevende partner bijvoorbeeld het eigendom van de woning krijgt. Hierdoor worden de kinderen geen mede-eigenaar van het huis.
Positie stiefkind
Als de overledene niets heeft geregeld blijft het stiefkind buiten de wettelijke verdeling. Echter zijn er steeds meer samengestelde gezinnen waarbij (stief) ouders de behoefte hebben om de ‘eigen’ kinderen en stiefkinderen gelijk te behandelen. Een ouder kan er in zijn testament voor kiezen om stiefkinderen als een eigen kind te betrekken in de wettelijke verdeling. Artikel 4:27 BW omschrijft dat als volgt:
‘Bij uiterste wilsbeschikking [lees: het testament] kan de erflater bepalen dat een stiefkind in een verdeling als bedoeld in artikel 13 als eigen kind wordt betrokken’
Het stiefkind doet dan op dezelfde manier mee als de eigen kinderen. Het opstellen/aanpassen van een testament gebeurt via de notaris.