Subsidie investeringen verduurzaming veehouderijlocaties met piekbelasting

In de Staatscourant van 2 september is een nieuwe subsidieregeling gepubliceerd. Op 21 oktober gaat deze nieuwe subsidieregeling open en de loopt tot 8 januari 2025. Veehouderijbedrijven met melkvee, vleeskalveren of varkens die onder de aanpak piekbelasting vallen, kunnen subsidie krijgen voor investeringen die zorgen voor minder uitstoot van ammoniak. Voor deze regeling is een budget van € 60 miljoen beschikbaar.

Subsidie investeringen verduurzaming veehouderijlocaties met piekbelasting

Er is sprake van een piekbelaster indien de stikstofneerslag van de veehouderijlocatie op een overbelast Natura 2000-gebied (stikstofvracht) 2.500 mol of hoger is. De stikstofvracht moet berekend worden met AERIUS Check op basis van het gemiddeld aantal dieren en het huisvestingssysteem in 2021. Wanneer het gemiddeld aantal dieren in 2021 niet representatief is, kan worden uitgegaan van het gemiddeld aantal dieren in 2019 of 2020.

Varkenshouders in Noord-Brabant kunnen alleen subsidie krijgen wanneer de uitstoot van de veehouderijlocatie met meer dan 85% vermindert. In deze provincie moeten veehouders de uitstoot vanaf 1 juli 2024 namelijk al verminderen met 85%.

Er kan subsidie verkregen worden voor investeringen die (samen) zorgen voor een lagere ammoniakuitstoot én voor maatregelen die zorgen voor verbetering van de brandveiligheid of het dierenwelzijn. Er moet daarom geïnvesteerd worden in een combinatie van maatregelen.

 

Het gaat om de volgende vijf maatregelen:

  1. Investeringen in nageschakelde technieken om de uitstoot van ammoniak uit de stal te verminderen (tabel 1);
  2. Investeringen in brongerichte technieken om te zorgen dat er minder stikstofuitstoot ontstaat (tabel 2);
  3. Investeringen in brandveiligheid zodat bij brand rook en vuur zich minder snel verspreiden (tabel 3);
  4. Investeringen ter verbetering van dierenwelzijn (tabel 4);
  5. Aanvullende investeringen in emissiereductie buiten de stal (tabel 5).

Voor welke maatregelen men kan kiezen is afhankelijk van de diersoort. De investeringen moeten gedaan worden in hetzelfde dierenverblijf.

Melkveehouders combineren een brongerichte techniek (tabel 2, alleen Lely Sphere) met een investering in brandveiligheid (tabel 3). De technieken uit tabel 4 en 5 zijn niet verplicht, maar mogen wel.

Varkens- en vleeskalverhouders moeten investeren in een nageschakelde techniek uit tabel 1 en – onder voorwaarden! - een andere techniek. In de gepubliceerde regeling staan een paar mogelijkheden van combinaties.

De subsidie bedraagt maximaal 80% van de kosten, maar minimaal € 25.000 en maximaal € 600.000 per veehouderijlocatie. Er mogen nog geen verplichtingen zijn aangegaan op het moment van aanvraag van de subsidie.

Er kan geen subsidie verkregen worden voor ondersteunende en extra kosten, zoals investeringen in tweedehands technieken, installaties, machines, apparatuur of uitrusting, alsmede ook investeringen die moeten worden gedaan om aan de wet te voldoen.

 

Voorwaarden

De aanvrager houdt melkvee, vleeskalveren en/of varkens;

  • Een aanvraag wordt gedaan voor één veehouderijlocatie;
  • De stikstofvracht van de locatie op een overbelast Natura 2000-gebied bedraagt minimaal 2.500 mol. Dit gebied ligt binnen 25 kilometer van de bedrijfslocatie;
  • Er wordt in ieder geval geïnvesteerd in één bewezen staltechniek om de uitstoot van ammoniak te verminderen én in één maatregel om de brandveiligheid te vergroten;
  • De aanvrager houdt zich aan de wettelijke regels voor het houden van een veehouderij;
  • Het project wordt binnen twee jaar na de definitieve beslissing op de aanvraag afgerond;
  • Het gemiddelde aantal dieren op de veehouderijlocatie mag vijf jaar na vaststelling van de subsidie niet stijgen vergeleken met het referentiejaar.

 

Vergunningplicht

De vergunningplicht voor Natura 2000-acitiviteiten geldt voor alle emissiearme stalsystemen, als een ondernemer daarop wil overschakelen. Dit betekent dat als een ondernemer gebruik maakt van de investeringsmodule, er een vergunning aangevraagd moet worden waarbij een passende beoordeling overlegd moet worden, waaruit blijkt dat er geen significante effecten op beschermde natuur plaats zullen vinden.