Land- en tuinbouw Organisatie (LTO), Federatie Particulier Grondbezit (FPG), Nederlands Agrarisch Jongeren Kontakt (NAJK) en de Bond voor landpachters en eigen grondgebruikers (BLHB) hebben aan de minister van LNV gezamenlijk concrete voorstellen gedaan om de pachtwetgeving aan te passen. Het uitgangspunt is het stimuleren van duurzame, langjarige pachtovereenkomsten, waarbij verpachters een redelijk rendement kunnen halen op hun investering.
We gaan hierbij in op een aantal belangrijke onderdelen van het voorstel.
Er is een stelsel van samenhangende pachtvormen uitgewerkt. Voor langdurige pacht geldt een periode van minimaal 18 jaar. Verpachters en pachters kunnen hierbij zelf de pachtprijs en voorwaarden voor verduurzaming afspreken. Er kan een toets plaatsvinden op redelijkheid en billijkheid.
Daarnaast is kortdurende pacht tot 6 jaar mogelijk. Deze is gebonden aan pachtprijsnormen.
Er zijn afspraken gemaakt over de natuurpacht, teeltpacht en het vernieuwen van overeenkomsten van reguliere pacht. Ook is voorgesteld om grondruilovereenkomsten uit te werken. Met deze overeenkomsten kunnen agrariërs hun gronden onderling ruilen.
In de pachtvoorwaarden kunnen afspraken worden opgenomen over bodemkwaliteitseisen en duurzaam bodembeheer. Een monitoringsysteem daarvoor moet worden uitgewerkt. Aangesloten kan worden bij bestaande systemen zoals bodempaspoort en KPI’s.
Voor alle pacht geldt dat de toetsing op bedrijfsmatig gebruik wordt aangescherpt om de mogelijkheid te hebben hobbymatig gebruik van gepachte grond en onder verpachting tegen te gaan.
Voor alle pacht geldt het bereiken van de AOW-leeftijd als opzeggingsgrond tenzij de pachter aantoont dat het gebruik bedrijfsmatig wordt voortgezet. Het continuatierecht blijft.
De grote schommelingen in de pachtprijzen moeten worden gedempt. De pachtprijzen moeten bovendien beter aansluiten bij de verschillen in opbrengend vermogen tussen grondsoorten en regio’s.
Een belangrijk verschil is dat in het huidige pachtstelsel geen prijstoetsing door de grondkamer plaatsvindt bij (geliberaliseerde) pachtovereenkomsten met een duur korter dan zes jaar, waardoor bij dergelijke pachtovereenkomsten veelal een aanzienlijk hogere pachtprijs wordt betaald dan de pachtnorm. Bij overeenkomsten met een langere duur vindt wel een prijstoetsing plaats. Volgens de voorstellen gaat in de toekomst juist het omgekeerde plaatsvinden.