Door de vergrijzing en met het gegeven dat men - met name in het buitengebied - ruimte heeft om de ouders “dichtbij en verzorgd te laten wonen”, neemt het aantal mantelzorgwoningen meer en meer toe.
De belastingdienst heeft enige tijd geleden een standpunt gepubliceerd inzake de fiscale behandeling van een mantelzorgwoning waarbij de casus er alle schijn van had dat niet alle zaken van tevoren waren bezien op hun fiscale gevolgen. Wat was er aan de hand. Een belastingplichtige (kind) had in zijn tuin een vrijstaande mantelzorgwoning gerealiseerd voor zijn ouders. Deze mantelzorgwoning had een eigen huisnummer, geen eigen kadastraal nummer en was aangesloten op de nutsvoorzieningen van de woning van het kind. De woning was van alle gemakken voorzien (eigen ingang, eigen keuken, woon- en slaapkamer en eigen sanitair).
De ouder betaalde in de casus een zakelijke huur voor de grond. Belangrijk in de casus was dat er tussen ouders en kind geen opstalrecht was gevestigd (dit laatste zien wij vaker in de praktijk; we horen zelfs dat er zorghulpinstellingen zijn die melden dat dit niet nodig is of dat dit in een onderhands (eigen) contract geregeld kan worden).
De belastingdienst heeft de casus op basis van de gestelde feiten bezien en kwam, mogelijk tot verbazing van de belastingplichtige (kind), tot de volgende uitkomst. Doordat de woning duurzaam met de grond was verbonden en omdat de woning aldus was gebouwd (aard en inrichting) dat het ook de bedoeling was duurzaam te plaatse te blijven, was het niet meer relevant (zo is in rechtspraak beslist) dat de woning verwijderd kon worden. Er is dus sprake van een gebouw. Dit gebouw wordt door natrekking eigendom van het kind. Eenvoudig gezegd worden namelijk alle objecten die duurzaam met de grond worden verbonden eigendom van de eigenaar van de grond. Dit komt omdat ouders en kind in deze casus geen, notarieel vast te leggen, opstalrecht had gevestigd. Met een opstalrecht was de mantelzorgwoning (als object op de grond van het kind) eigendom van de ouder gebleven.
Nadat de conclusie was getrokken dat de mantelzorgwoning van het kind was, komt de verdere fiscale behandeling ter sprake. De mantelzorgwoning is dus een gebouw en is, zo wordt onderbouwd gemeld, geen eigen woning (het kind woont niet in de woning en de ouders hebben geen eigendom door de natrekking). Wat rest is een mantelzorgwoning die bij de ouders en het kind in box 3 dient te worden aangegeven. De ouders verwerken een genotsrecht (het recht om te wonen) en de kind verwerk de bloot eigendom (de onbezwaarde waarde minus het genotsrecht van de ouders) in de aangifte onder box 3. Specifiek zal dan ook naar het gebruik en de (al dan niet geregelde) betaling voor het gebruik van de grond moeten worden gekeken. Al deze elementen moeten van een (fiscale) waarde worden voorzien die in de aangifte van ouders of kind verschijnt.
Het geheel overziende is het zeer raadzaam om voor de bouw van een mantelzorgwoning goed na te denken wat de ouders en het kind (of de kinderen) willen. Wat is de wens inzake de eigendom, wat betekent dit voor het kind waar de woning in de tuin verschijnt en wat betekent dit voor eventuele andere kinderen. Hoe wordt de bewoning geregeld. Denk hierbij aan oplossingen in de vorm van huur, bruikleen, vruchtgebruik, een recht van gebruik en bewoning of het vestigen van een opstalrecht met erfpacht. Daarnaast zullen gevolgen voor de overdrachtsbelasting en de erf- en schenkbelasting vooraf worden bezien.
Zorgen voor de ouders is mooi, zorgen voor de ouders via een mantelzorgwoning is nog mooier. Maar als deze mantelzorgwoning voor fiscale zorgen gaat zorgen is het mooie er wel een beetje af.
Als je dus plannen hebt voor de bouw van een mantelzorgwoning, adviseren wij je om vooraf (tijdig voor de aankoop en bouw) contact op te nemen met je adviseur van OOvB.