Wetsvoorstel toekomstig box 3-stelsel

Wetsvoorstel toekomstig box 3-stelsel

Op 6 juni 2024 heeft de Hoge Raad uitspraak gedaan in vijf zaken over de heffing van inkomstenbelasting in box 3 na de invoering van de Wet rechtsherstel box 3. In gevallen waarin het werkelijk rendement lager is dan het forfaitaire rendement dat wordt gesteld, is de Herstelwet in strijd met het discriminatieverbod en het eigendomsrecht. De belastingheffing moet in dat geval worden beperkt tot het werkelijk behaalde rendement.

Wetsvoorstel toekomstig box 3-stelsel

Wetsvoorstel nieuw stelsel naar de Raad van State

Het demissionaire kabinet heeft een voorstel uitgewerkt om vanaf 2027 een nieuw box 3-stelsel in te voeren. Dit voorstel is door het kabinet op 14 juni 2024 ter advies aangeboden aan de Raad van State. Belastingplichtigen betalen in het nieuwe stelsel voornamelijk belasting over wat zij daadwerkelijk als rendement op hun vermogen hebben verkregen. Hierdoor zullen belastingplichtigen met een laag rendement, zoals rente over spaargeld minder belasting betalen. Belastingplichtigen met een hoger rendement, zoals koerswinsten op aandelen of waardestijging van vastgoed zullen daarentegen relatief meer belasting betalen.

Belasten onroerende zaken

In het wetsvoorstel, zoals 14 juni 2024 aangeboden aan de Raad van State, is het belasten van vastgoed in box 3 verder uitgewerkt. Er gaat een vermogenswinstbelasting gelden voor onroerende zaken in box 3. Dit houdt in dat de waardeontwikkeling van onroerend goed pas belast is wanneer het resultaat wordt gerealiseerd, zoals bij verkoop. Dit in tegenstelling tot de meeste overige box 3-vermogensbestanddelen die een vermogensaanwasbelasting krijgen, waarbij tevens ongerealiseerde waardeveranderingen worden belast.

Er wordt onderscheid gemaakt tussen indirect en direct rendement. Het indirecte rendement, de waardevermeerdering of -vermindering van het onroerend goed, is belast wanneer dit wordt gerealiseerd. Hierbij zijn verbeteringskosten, zoals kosten voor een verbouwing of een investering in zonnepanelen, aftrekbaar. Het direct rendement, zoals huur en pacht, is afhankelijk van het gebruik van het onroerend goed. Hiervoor zijn drie categorieën;

  1. Wanneer het onroerend goed voor ten minste 90% van het jaar wordt verhuurd, zijn de ontvangen huur- en pachtinkomsten belast. Kosten voor onder andere het onderhoud zijn aftrekbaar.
  2. Wanneer het onroerend goed niet wordt verhuurd, wordt het voordeel voor de beschikbaarheid voor eigen gebruik belast. Dit voordeel wordt gesteld op 2,65% van de WOZ-waarde, een zogenoemde vastgoedbijtelling. In dit percentage is al rekening gehouden met de onderhoudskosten. Kosten zijn dan ook niet aftrekbaar.
  3. Wanneer het onroerend goed voor minder dan 90% van het jaar wordt verhuurd, worden de netto-huurinkomsten vergeleken met de vastgoedbijtelling. Het hoogste van de twee bedragen wordt belast.

 

Overige details

Inmiddels zijn ook een aantal andere details ingevuld. Zo wordt het huidige heffingsvrij vermogen vervangen door een heffingsvrij inkomen van €1.250 en wordt een belastingtarief van 36% voorgesteld. Daarnaast wordt een verliesdrempel van €500 geïntroduceerd. Verliesverrekening is mogelijk met winsten in volgende kalenderjaren wanneer verliezen uitkomen boven de verliesdrempel.

Meer informatie? Neem contact op met één van onze collega’s.