Onlangs heeft de pachtkamer van het gerechtshof uitspraak gedaan met betrekking tot een geschil over betalings- en fosfaatrechten. Verpachter was namelijk van mening dat de rechten namelijk van toepassing zijn op het grondareaal, terwijl de pachter van mening was dat de rechten zijn gekoppeld aan de persoon, de pachter dus.
Het gerechtshof heeft het standpunt ingenomen van de pachter, waardoor de verpachter niet automatisch een beroep kan doen op de rechten voor zijn perceel.
Deze uitspraak kan gevolgen hebben voor soortgelijke geschillen rondom de overdracht van rechten aan het einde van een pachttermijn. Daarom zullen we ingaan op de motieven die de rechtbank heeft gebruikt.
In deze kwestie sloten de pachter en verpachter een geliberaliseerde pachtovereenkomst voor een aantal percelen landbouwgrond voor de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2016. In de overeenkomst was een artikel opgenomen over de uitsluiting van productie- en toeslagrechten voor de pachter. In de overeenkomst stond ook een artikel over toegekende rechten tijdens de pachtperiode. Hierbij zouden deze rechten automatisch overgaan naar de verpachter aan het einde van de pachtperiode. Deze bepaling was niet aanwezig in eerdere geliberaliseerde pachtovereenkomsten.
Aan het einde van de pachtovereenkomst gaf de verpachter aan om de pachtovereenkomst niet te willen verlengen. Daarbij verzocht de verpachter om overdracht van betalingsrechten en later ook de overdracht van fosfaatrechten.
Pachter was het hier niet mee eens en vroeg de rechter om hierover uitspraak te doen.
Tijdens het juridisch geschil werd vooral aandacht gegeven aan het begrip ‘nieuwe rechten’.
In het eindoordeel heeft het hof een aantal zaken laten meewegen. Gekeken is naar de gedetailleerdheid in het contract, de wijze van totstandkoming en de rol van eventueel externe juridische adviseurs toen de pachtovereenkomst werd afgesloten.
Het hof heeft in haar eindoordeel vooral laten meewegen dat toeslag- en betalingsrechten een actieve inkomenssteun vormen voor actieve agrariërs. Daarmee horen ze niet toe te komen aan de verpachter. Verder is er in eerdere pachtovereenkomsten nooit opgenomen dat rechten overgedragen dienden te worden aan verpachter. Wat ook een nadelige plicht voor de pachter zou zijn, aldus het hof. Verpachter kon ook niet bewijzen dat de bepaling van de nieuwe rechten uitdrukkelijk was besproken met de pachter.
Het hof oordeelde uiteindelijk dan ook dat, ondanks de handtekening onder het contract, de pachter geen betalingsrechten hoefde over te dragen. En dat gold ook voor de fosfaatrechten, die overigens ten tijde van de pacht nog niet waren toegekend.