Zeven organisaties uit de melkveesector stellen een tijdelijke en vrijwillige extensivering in de melkveehouderij voor. De extensivering op een melkveebedrijf van minimaal 10% en maximaal 20% van het aantal melkkoeien is mogelijk, indien de ondernemer gesteund wordt door een subsidie die een bijdrage levert aan de netto gederfde inkomsten enerzijds en een financiële bijdrage, verleend door de zuivelsector, anderzijds. De vrijvallende fosfaatrechten moet de melkveehouder daarbij permanent laten doorhalen, waarvoor deze een marktconforme vergoeding krijgt van de overheid.
Door de doorgehaalde fosfaatrechten daalt het aantal melkkoeien dat in Nederland gehouden mag worden. Deze daling vertaalt zich zo door in het doelbereik voor de klimaatopgave van de melkveehouderij en draagt eraan bij dat de mestproductie van de sector onder het voor 2025 vastgestelde productieplafond blijft, ook in daaropvolgende jaren. De regeling kan een structurele verlichting bieden op de mestmarkt. Het effect op de stalemissie zal naar verwachting beperkt zijn doordat het emitterend stalvloeroppervlak gelijk blijft.
Omdat de fosfaatrechten definitief worden doorgehaald, zal de melkveehouder fosfaatrechten moeten kopen van een andere (stoppende) melkveehouder om zijn dieraantallen, indien hij daarvoor kiest, weer aan te vullen na de looptijd van de regeling. Er zal dus ook een reductie effect voor ammoniakemissies als gevolg van de het doorhalen van de fosfaatrechten op de langere termijn zijn.
De overheid zal aan een subsidie voor extensivering een aantal verplichtingen moeten verbinden om de regeling passend te maken binnen de geldende staatssteunkaders. Daarmee wordt geborgd dat daadwerkelijk sprake is van extensivering op de locatie tijdens de looptijd van de regeling.
Er zullen nog wel financiële middelen gevonden moeten worden door de overheid en de sector. Verder zal de Europese Commissie haar goedkeuring aan de regeling moeten geven.